HISTORIE
HISTORIE
Op 6 januari 1901 werd in het landelijke Bussum de Gooische Hockey en Bandy Club opgericht. De initiatiefnemers waren jonge Amsterdammers, leden van de Koninklijke Roei- en Zeilvereniging "De Hoop", die een sportieve invulling zochten voor de wintermaanden. Naast hockey werd destijds ook bandy gespeeld, een vorm van ijshockey op een groot veld. De club groeide gestaag en vond in de loop der jaren diverse speelvelden in Bussum, waaronder locaties aan de Zwarteweg, de Koningslaan en later de Meerweg. Het tenue van de Gooische was vanaf het begin blauw-wit. De heren droegen een donkere pantalon (lange broek) en de dames een rok die ‘minstens 15-20 cm van den grond’ moest zijn.
GROEI VAN DE CLUB
In de vroege jaren moest de club verschillende keren verhuizen. In 1910 werd een eerste clubhuis aangeschaft, een houten gebouwtje uit Noorwegen, gefinancierd met aandelen van ƒ 10,- per stuk. Hockey werd in eerste instantie gemengd gespeeld, maar in 1924 werd onder stevig verzet van de heren een damesafdeling opgericht. Dit bleek een succesvolle zet: Nel de Ruiter-Hofland, een van de eerste vrouwelijke leden, werd een ster in het Nederlands elftal.
Ondanks periodes van terugloop en crisis, zoals in de jaren twintig, wist Gooische onder inspirerend leiderschap steeds weer op te krabbelen. In 1930 kreeg de club een veld op het Sportpark aan de Meerweg, dat al snel te klein bleek. Met de opening van een clubhuis in 1933 was een belangrijke stap gezet naar verdere groei en bloei. De club vierde successen, zoals het winnen van de prestigieuze "Samovar"-trofee en het Westelijk Kampioenschap in 1938 en 1939.
OORLOGSJAREN EN HERSTEL
De Tweede Wereldoorlog bracht een moeilijke periode. De houding van enkele bestuursleden ten opzichte van de Duitse bezetter leidde tot grote onrust. Veel leden zegden hun lidmaatschap op, en de velden werden door de NSB en de Jeugdstorm gebruikt. Ondanks deze donkere periode werd direct na de oorlog de draad weer opgepakt. De velden en het clubhuis waren verwaarloosd, maar door harde inspanningen kon de club in 1950 weer in volle glorie herleven. De dames behaalden in 1953 zelfs het landskampioenschap.
PROFESSIONALISERING EN GROEI
De decennia daarna stonden in het teken van verdere professionalisering. In de jaren zestig groeide het ledental sterk en werden verbeteringen doorgevoerd, zoals de aanleg van een sproei-installatie, uitbreiding van het clubhuis en de installatie van veldverlichting. In 1967 wonnen de dames het Nederlands zaalhockeykampioenschap, en het ledental bleef stijgen tot boven de 1000 in de jaren tachtig.
Een belangrijk keerpunt was de aanleg van kunstgrasvelden in 1983, waardoor de club nog aantrekkelijker werd voor nieuwe leden en de trainingsfaciliteiten aanzienlijk verbeterden. Desondanks bleef er nog één grote wens openstaan: een nieuw clubhuis.
DE MODERNE TIJD EN TOEKOMST
In de jaren negentig en begin 21e eeuw bleef Gooische groeien. De club zette zich in voor jeugdontwikkeling, met een sterke focus op talentbegeleiding en een breed sportief aanbod.
Tegenwoordig staat Gooische bekend als een warme en ambitieuze vereniging met een rijke historie. Met moderne faciliteiten, een sterk verenigingsleven en een voortdurende focus op vernieuwing en talentontwikkeling, blijft de club een belangrijke rol spelen in de Nederlandse hockeywereld.
INTERVIEW MET DE OPRICHTER
(VOORJAAR 1961)
De heren Frits Witkamp en Willem O. Duys spraken ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de Gooische Hockeyclub met de toen 77-jarige heer C.Tim, bestuurslid en penningmeester bij de oprichting van de Gooische Hockey Club. De door Frits Witkamp meegenomen stick schepte grote verbazing bij de heer Tim, die het maar 'een klein haakje' vond. De vitale oprichter haalt herinneringen op.
"Aan het eind van de Koningslaan, bij de familie Lohman zijn wij begonnen op een hobbelig veld. Dan dan was het dribbelen iets makkelijker met een grote boog. De sticks kostten toen drieëneenhalve gulden. Velen van ons waren Amsterdammers die elkaar kenden van de roeivereniging 'de Hoop' en in de wintermaanden graag ook wat beweging wilden hebben.”
Dit enthousiasme leidde ertoe dat een officiële vereniging werd opgezet. Op de Vlietlaan, in melksalon 'Frisia', kwamen de heren geregeld samen. Er was vol verlof, dus men dronk niet altijd melk. Daar ontstond de Gooische Hockeyclub. De contributie bedroeg 5 gulden per jaar en werd geïnd tijdens de jaarlijkse vergaderingen. Competitie werd gespeeld tegen onder meer de Musschen en Utrecht. De krijtlijnen werden zelf getrokken. Een zekere van Dolder verzorgde de doelpalen. Geen net aan het doel, buitenspelregels kende men niet en je mocht niet 'sticks' slaan.
Als de heer Tim het dames hockey aanhaalt, glimmen zijn ogen. "We speelden dikwijls mixed hockey, maar dat was geen doen, ze waren niet te passeren. Ze droegen lange rokken tot op de grond en dat was een geweldig stopvlak. Je hoorde alleen maar plof."
Legguards werden toen shin-guards genoemd. Sportief was men wel. Hierbij wordt oud-minister Kan vermeld, die naar Bussum kwam op de fiets, hockeyde en daarna weer terugfietste naar Den Haag. In de wintermaanden werd er op het ondergelopen Laegieskamp bandy gespeeld. De eerste officiële naam was dan ook Gooische Hockey en Bandy Club. De heer Tim mag trots zijn dat de club die hij ter wereld hielp, na zo veel jaren nog zo springlevend blijkt te zijn.
